“Tja, we zijn nu ongeveer twee weken weer op school, maar het lijkt wel of wij nooit vakantie hebben gehad”, schrijft Arushi aan haar tante. “Ik mag nog niet naar school, nooit gedacht dat ik dat zo graag zou willen. Ik wil naar school, ik wil naar school, ik wil echt naar school. Ik kan het wel 50 keer schrijven, maar ik kan nog niet naar school.”
Daar zit ze dan, in een klein kamertje, achter haar bureau. De leeslamp is aan en de pen ligt losjes in haar rechterhand. Haar linkerhand ondersteunt haar hoofd. Arushi werpt een schuine blik op het velletje papier dat op het bureau ligt. Ze schrijft een brief aan haar tante, maar zal ze die mogen versturen? Ze weet bijna zeker van niet. Daarom schrijft ze juist de brief, ze weet haast zeker dat die niet terecht komt bij degene aan wie die is gericht.
Arushi denkt aan haar vriendinnen. Nu had ze die niet werkelijk. Af en toe vond ze aansluiting bij de underdogs van de school: de meisjes die nergens pasten en dus op elkaar waren aangewezen. Ze zaten in elke pauze aan het eind van een stil gangetje in de school. Niet in de aula, zeker niet bij de populaire kinderen. Die hadden geen boodschap aan ze. Die waren te druk met zichzelf, maar namen soms toch de moeite om naar je te kijken. Dan maakten ze een opmerking: ogen gericht op mij en een hand voor de mond, hoofden tegen elkaar, duidelijke roddels werden er gedeeld over degene die aangekeken werd.
Arushi was hier vaker slachtoffer van. Ze stapte vaker op zo een roddelgroep af en vroeg wat hun probleem was. De opperroddelaar, die ene die de hand voor haar mond zette om erachter te mompelen, nam dan het woord. Hoezo? Wat was er dan? Uiteraard ging dit gepaard met gerol van de ogen en gemene snuifgeluiden. Arushi heeft de opperroddelaar twee keer bij haar haren gegrepen, als reactie op dat honend gedoe. Jammer voor haar, was er altijd een leraar op steenworp afstand, die gelijk ingreep. Opperroddelaar naar de directeur, Arushi er achter.
De directeur vroeg beide partijen dan wat er was. De roddelaar begon de eerste keer met het opzetten van een zielige stem, de tweede keer begon ze ronduit te huilen, de loser! Op haar beurt haalde Arushi slechts haar schouders op, terwijl ze de roddelaar gevangen hield met haar blik. De directeur was op zich een redelijke man, kon Arushi nu beamen. Hij bleef rustig en maakte altijd weer duidelijk dat dit geen goede zaak was. Op zijn school geen pestgedrag! Opperroddelaar kreeg corvee, Arushi idem en beiden meisjes moesten beide keren in gesprek met de vertrouwenspersoon over wat er nou eigenlijk gebeurde. Waarom vertrouwenspersoon? Nou, dacht Arushi, die praat toch niet verder, zoals haar mentor geneigd was te doen. Die was in staat de zorg of zo erbij te halen. Niks voor Arushi.
Het is niet lang na de tweede rollende-ogen-trekkende-haren-sessie, dat de directeur haar vader oproept. Belachelijk, dacht Arushi, terwijl ze haar hoofd de andere kant opdraait en haar pen neerlegt. Totaal belachelijk dat Pa toen naar school moest komen. Twee keer een bijna-vechtpartij was echter ook niet aanvaardbaar. Dat wilde ze eigenlijk niet snappen. Ze wilde met rust gelaten worden. Nou ja, eigenlijk wilde ze Opperroddelaar over de straat sleuren aan haar lange vieze haren. Maar diep in haar hartje wist Arushi dat dat niet het probleem was.
Ze pakt haar pen weer op. Het probleem zat in haar hartje. Ze was namelijk zes maanden hiervoor verliefd geworden, smoorverliefd. Ze had Luke ontmoet, een lange, donkere jongeman van 21. Luke ging niet meer naar school. Hij had een eigen zaak, een telefoonwinkel in een andere stad. Ze was een dagje aan het spijbelen, wandelde door de binnenstad en daar zat hij op een terras. Hij gaf haar een knipoog, liet haar lachen, kwam sindsdien elke dag even langs haar school om gedag te zeggen. Hij gaf haar zo veel liefde en aandacht, ze boeide er helemaal van op.
Maar stiekem, want ze wist dat haar Pa het niet goed zou vinden als zijn dochter van 14 het had met Luke, die bovendien niet Hindoestaans was. De dure cadeautjes van Luke verstopte ze goed als ze huiswaarts ging. Op haar kamer genoot ze ervan, want daar kwamen Pa en Ma niet. Privacy, dat schenken we jullie, zeiden ze toch altijd. En op school had ze toch niemand die op haar lette of naar haar omkeek. De vertrouwenspersoon zag ze af en toe, maar daar kreeg ze veel complimenten, want ja, geen ruzies meer met de Opperroddelaar, die kon haar niks meer schelen.
Arushi werd onzichtbaar; op school want ze maakte geen ruzie meer, thuis was ze steeds meer op haar kamer bezig aan schoolzaken dachten haar ouders. De enige persoon die lief voor haar was, was Luke. Ze begon meer tijd met hem door te brengen en ze maakte de leukste, chicste dingen met hem mee. Dure restaurants, mooie kleren, dure behandelingen bij de kapper, de mani- en pedicure. Arushi voelde zich net Julia Roberts en Luke noemde haar zijn Pretty Woman. Dan giechelde ze, want ze was geen woman.
Twee maanden geleden maakte Luke van haar een woman. Maar niet lang daarna begon hij minder aardig te doen. Hij noemde haar een stom kind, toen ze had geweigerd met zijn vriend mee te gaan naar zijn huis. En de ene keer was hij zo boos geworden, dat ze toch maar het pakje naar zijn maat had gebracht, terwijl ze dat eigenlijk niet wilde. Luke had ook een keer aan haar gezegd dat zijn telefoonwinkel het niet zo goed deed en dat zij hem snel aan geld kon helpen, omdat ze zo speciaal was. Arushi voelde echter dat dit niet goed was, maar Luke kwijtraken was geen optie. Wie had ze dan nog? Helemaal niemand.
Haar slaapkamer was inmiddels bekend terrein voor Luke. Haar ouders werkten beide en haar broer was nooit thuis. Intussen had Arushi vakantie en kwam Luke haar elke dag opzoeken. Ze bleven soms gewoon in haar bed, maar vaak haalde hij haar op en gingen ze een hele dag de hort op. Haar ouders dachten dan dat ze met een vriendin weg was. Haar ouders wisten dus niet dat Arushi helemaal geen vriendinnen had en zich eigenlijk behoorlijk eenzaam voelde. De gekheid van Luke, zijn nare opmerkingen over het feit dat zij te kinderachtig was om geld te verdienen, zaten haar niet lekker. Maar wat dan nog?
Een maand geleden stond plotseling haar moeder voor haar neus, toen ze schaars gekleed in bed lag, in de armen van Luke. Haar moeder was uit het niets tevoorschijn gekomen en stond te krijsen als een gek. Luke rende heel hard weg, maar niet voordat hij haar moeder op de grond had geduwd. Arushi zat compleet verstijfd in haar bed. Haar moeder belde Pa en laat Pa nou net vandaag binnen 2 minuten thuis arriveren. Dat deed hij nooit, nee, Pa had altijd wel iets waardoor hij later was, wat weer voor ruzie met Ma zorgde.
Nee, op die bewuste dag vormden Pa en Ma een team. Belachelijk, had Arushi ze toegeroepen, jullie stellen niks voor, doen alleen maar alsof en nu gaan jullie.
Die zin maakte ze niet af, want ze zag haar Pa zijn telefoon grijpen en de politie bellen. Ze veranderde haar toon, smeekte, huilde, snikte, snotterde, smeekte nog meer, maar Pa was onverbiddelijk. De politie werd ingeschakeld, Luke werd gearresteerd, en Arushi werd uit huis geplaatst. Ze ging naar een jeugdinstelling, waar ze niet op de pc mocht, geen telefoon bij zich had en geen bezoek mocht ontvangen. Ze had haar ouders al een maand niet gezien en eerlijk gezegd wist ze zich geen houding tegenover hen aan te nemen. Uit verveling schreef ze brieven aan een verzonnen tante die in een ver land woonde en zielsveel van haar hield. Die tante had voor alles een oplossing. Die tante haar uit dit gevang halen, stiekem, en naar dat mooi land brengen. In dat land was dan Luke, die had ook niks meer van zich laten horen. Van de begeleiders in het gevang begreep ze dat Luke alweer vrij was, hij wel ja. En zij dan?
Ze slaat haar benen over elkaar, daarbij schaaft ze haar knie aan de onderkant van het bureau en pakt de pen weer op. Ze recht haar rug en schrijft verder. “Hoe zou de school in dat land van u, tante, eruit zien?...”
Juf Kumari