Daar zitten we dan op een warme woensdagmiddag. Het is ongeveer 15.30 uur lokale tijd en bijna heel Suriname is op weg naar huis van het werk of al in een diepe siësta verzonken. De grote mensen (lees volwassenen) van ons gezin doen het laatste, de kinderen zitten met Nani onder de manjaboom op een tjatai of in een hangmat, net als ik.
Ze is mijn Nani, ik ken niet anders, ik weet niet beter. Ze heeft er een bijzonder verhaal over en ze mag het telkens weer van mij vertellen. Dus vraag ik er weer om, misschien wel voor de 80ste keer! Ze zit onder de manjaboom in een houten ‘hobbelstoel' die krakend over het schelpzand beweegd. Er waait een lekker zacht verkoelend briesje en zij draait zachtjes haar gezicht naar me toe. Haar gezicht, hoeveel rimpels zullen die wel tellen? En wat is het verhaal achter die wimpers? En hoe komt het toch dat haar ogen altijd, maar dan ook echt altijd, zo zacht en vriendelijk naar me kijken? Haar uitstraling is een van rust en zo van: het komt goed, alles komt goed. We spreken Sarnami en haar stem is ... zacht, hezig en rustgevend.
"Ik was een kruipeling (zo noemde ze zichzelf, ze bedoelde een baby die kon kruipen) toen ik met mijn ouders aan boord van het grote schip, de jahaaj, kwam. We waren alleen, mijn ouders en ik. En ik kon net kruipen. Dus zo bewoog ik me over het grote schip. Dat ik nooit ervan af ben gevallen, snap ik ook niet. En hij, hij kon al rechtop staan en maakte stapjes. Hij was ook alleen met zijn ouders. Zijn moeder was lief voor mij en die van mij voor haar. Onze vaders deelden tabak met elkaar en spraken honderduit. Vanaf toen ken ik jouw Per-Nana (overgrootvader)."
Ze doet haar ogen dicht en vertelt over de overtocht. Dat verhaal kende ze van haar moeder en de moeder van mijn Per-Nana. De beide families werden namelijk gestationeerd op een plantage aan de Cottica. De kinderen groeiden samen op en even, heel even leek het erop dat er gezinsuitbreiding bij Nani's ouders zou komen. Maar het mocht niet zo zijn, volgens haar moeder heeft de zwangerschap het zware leven op die plantage niet mogen overleven.
Nani vertelt dat ook zij zo met haar moeder kon babbelen en kletsen en haar vader daar met een scheve lach op de mond, een zelfgedraaide sigaret hangend uit zijn linkermondhoek, leunend tegen een paal, stond te luisteren. Ze vertelde verhalen die zij weer van haar moeder had vernomen, over hoe het leven in India was en hoe zij aan de vader van Nani was uitgehuwlijkt toen ze amper 9 jaar oud was. Ze bleef tot haar 12de bij haar ouders en ging toen ook echt bij hem wonen. Enkele jaren later werd Nani geboren en nu waagden ze de oversteek naar het grote mooie land vol beloftes.
Ze vertelt ook over de liedjes die aan boord van de jahaajzongen. Nani, lieve nani zingt die liedjes nu met die mooie stem, echter kan ze niet zingen... dus barst ze na elk coupletje in een zachte lach uit.
De familie van Per-Nana woonde enkele barakken verder. Nani en Per-Nana spelen soms samen, maar veel tijd om te spelen is er niet. Als je namelijk werd betrapt, dan kreeg je zo een klusje van de baas. Een klusje zegt ze, voor ons was dat een bijzonder zware vorm van kinderarbeid! Gingen jullie dan naar school? Dat antwoord kende ik al, maar haar uitleg was zo leuk, dat ik er ook dit keer naar vroeg. Neen, school was niet aan hen besteed. Er was geen school. De kinderen van de baas kregen les van een meneer in chique kleren die uit de stad kwam. Soms - als ze weer eens zo een klusje bij hun thuis deed - ving ze stiekem deze lesmomenten op en 's avonds vertelde ze dat aan haar ouders. Die konden erom lachen, maar wezen haar erop dat ze niet betrapt mocht worden. Want dan zwaaide er wat voor het hele gezin!
Als Nani een jaar of 8 is, verhuist het gezin, samen met dat gezin van Per-Nana naar een plantage aan de Saramacca. Daar vinden ze snel hun draai en beide vaders maken een bloeiende van de plantage daar. Ze zijn keiharde landbouwers. De vrouwen zorgen voor het gezin en hebben een eigen kostgrondje, kippen, koeien voor de melk. Er wordt nu niet meer gewerkt voor de baas. Het zijn nu zelfstandige ondernemers! Samen met andere landbouwers uit de buurt worden de verbouwde producten twee keer per week per boot van Saramacca naar Paramaribo - Poelepantje gebracht en daar op de markt verkocht.
Het moet ongeveer een jaar later zijn geweest, de tijdlijn van Nani - zal ik achteraf merken - is niet 100% betrouwbaar want ze haalt sommige dingen door elkaar. Ze hoort haar moeder met de moeder van Per-Nana praten. Ze hebben het over een huwelijk! Huwelijken zijn leuk! Er wordt dagenlang gefeest, ze dansen en eten lekkere dingen. Een huwelijk was een echt feest, vond Nani. Toen ze echter opving dat het over haar huwelijk ging, spitste ze haar oren extra! O ja, zij wilde ook trouwen, bij voorkeur met een man die net zo lief was als haar vader, maar geen tabak gebruikte. Ze zou lief voor hem zijn, ze zou een gezellig gezin met kinderen krijgen en ze zouden veel lachen. Abrupt wordt ze echter uit dit gedroom gehaald als ze hoort wie de kandidaat is: Per-Nana!
Neeeeeeeeeeeeee! Ze rent naar de twee vrouwen en zegt: ‘Nee, dat kan niet. Dat mag niet. Hij is mijn broer, mijn jehaaji-bhai! Daar kan ik niet mee trouwen!' En afgelopen was het ge-arrangeer tussen de moeders. Want hoe goed ze ook hun best deden om Nani te overtuigen dat Per-Nana niemand van haar was, die vlieger ging niet op! Hij was haar broer en dat was dat. Punt uit, einde discussie, pech voor jullie.
Een jehaaji-bhai is iemand die geen bloedverwant is, maar wel minstens net zo belangrijk is geworden door het leven dat men samen heeft gedeeld. Een jehaaji-bhai doet niet onder voor een ‘eigen' bhai. Een jehaaji-bhai beschermt zijn zus namelijk net zoals haar echte broer zou doen en hij weet dat zijn zusje hem ook zo ziet. Hij weet dat zij speciaal en bijzonder is, net zoals zij dat van hem weet. Een band met je jehaaji-bhai is een unieke, een bijzondere. Niet de familie, niet het bloed, maar het leven heeft deze band gecreëerd.
Als Nani dit vertelt, schateren we samen van het lachen. Later zal ik ontdekken dat deze tijd samen van onschatbare waarde is.
Als ik als tienermeisje op het Indiase Cultureel Centrum in Paramaribo de toenmalige zangeres een liedje hoor zingen, ben ik terug onder die manjaboom: het is namelijk het liedje van op de boot!
Als het rakshabandhan is, komt Nani altijd bij Per-Nana op bezoek en heeft hij nog altijd iets lekkers voor haar.
Waar pas ik in het verhaal van Nani en Per-Nana, het is een ingewikkelde, maar echt waar: Nani trouwt met een man en verhuist naar de stad. Per-Nana blijft op Saramacca, trouwt en wordt vader van een heleboel kinderen, onder andere die van grootmoeder, mijn ‘echte' Nani.
Mijn echte Nani trouwt met een meneer in de stad, mijn echte Nana. Mijn echte Nana is bevriend met de ouders van de man van Nani, tja... kleine wereld? Mijn echte Nana is kleermaker en zal enige zoon van Nani meester maken in dit vak. Terwijl die zoon dus op les zit bij mijn echte Nana, wordt mijn moeder geboren. Mijn ma heeft nu ook een jehaaji-bhai, van het vaste land, zeggen ze grappende wijs.
Nu is de man van Nani overleden. Zij woont naast mijn ouders even buiten de stad en past ook op ons. Dat verklaart de mogelijkheid om dit verhaal vast te leggen: dit was namelijk totaal onmogelijk zonder die gesprekken onder die ene manjaboom ....
Juf Kumari